de Ambtenaar en de PPS Ik zat er al
enige tijd op te wachten; maar daar is hij dan: de PPS. De Publiek-
Privaatrechtelijke Samenwerking. Daar is de afgelopen jaren al veel over
gesproken en geschreven. Het idee er
achter is dat overheden (de publiekrechtelijke partij) en particulieren (private
bedrijven en personen) gaan samenwerken om een gezamenlijk doel/project te
realiseren. Het idee is om zo een Win-Win situatie te bereiken voor beide
partijen. De overheid heeft er zelfs een eigen clubje ter promotie voor
opgericht. Er is een breed scala aan mogelijke projecten. Even wat googlen op
PPS en je kunt ongeveer alles te weten komen over PPS. Vijf tot zes jaar
geleden was het een echte hype en we hebben er zelfs wat afstudeerders over
gehad in Delft. De euforie is nu wel een beetje over. De ambtenaar Ashouwer was/is
kennelijk een fervent adept van PPS. Inmiddels zijn er wel een paar kanttekeningen
te maken. Allereerst:
het WIN-win is vaak niet eerlijk verdeeld. Grote W voor de private partijen en
een kleine w of verlies voor de publieke sector, is het meest overheersende
beeld. Er zijn diverse voorbeelden te noemen. Bijvoorbeeld: de gevangenissen
die met particulier geld gebouwd zijn en vervolgens door de overheid “geleased”
worden. Maar inmiddels is wel duidelijk geworden dat de maatschappij er duurder
mee uit is. De maatschappelijke kosten hadden lager kunnen blijven dan het leasebedrag
als de overheid in zijn eentje, zijn werk gewoon goed gedaan had. Maar de
overheden zijn helaas vaak de slechtste opdrachtgevers die je kunt krijgen, is
mijn ervaring. Bovendien: de winst van de private partijen in PPS-projecten, is
goed in euro’s te meten. Het maatschappelijk “gewin” of “nut” laat zich
moeilijker in euro’s uitdrukken. Samenwerken
gaat meestal uit van gelijkwaardige partijen. Maar de werkelijkheid is vaak
anders. De publieke sector wordt gekenmerkt door dat men altijd meer wil dan
men voor kan betalen; de politiek rekent zich graag rijk. ( En als het meezit,
komen de tegenvallers pas na de volgende verkiezingen.) De private partijen
willen juist zo min mogelijk doen: anders dan omzet draaien en winst maken. Dit
verschil is allesbepalend. Echter dit mentaliteit verschil verdwijnt een beetje
als je als oude-jongens-krentebrood met elkaar in een PPS-project omgaat. En dan is
het niet zo verbazend dat menig ambtenaar tijdig met de nodige opgedane kennis
en achtergrondinformatie de overstap maakt naar de private kant. Meestal hebben
ze hun lucratieve overstap in een dergelijk project goed kunnen voorbereiden.
Andersom komt volgens mij niet voor. Ik ken geen enkele meneer of mevrouw uit
de private sector, die overgestapt is naar de publieke. In de sfeer
van “dat doen we toch gewoon even samen” worden er mooie maar onvoldoende
uitgewerkte afspraken gemaakt. Die vervolgens ook niet voldoende juridisch tot
in detail vastgelegd worden. Vooral de private partijen zijn er veel gehaaider
in om zich middels de kleine lettertjes in te dekken tegen tegenvallers en tegelijk
maximale speelruimte voor zichzelf te behouden. Zaken worden in het begin vaak
heel rooskleurig voorgesteld, wetende dat de politiek daar zeer gevoelig voor
is, maar als de tegenvallers komen dan blijkt toch vaak weer, volgens die
kleine lettertjes, dat de publieke partij daarvoor op moet draaien. Een enkele
keer is er wel eens een gisse ambtenaar die het de private partijen, op gelijk
niveau, knap lastig weet te maken. Maar ook daar is een oplossing voor:
uitkopen die man. Tegen het grote geld zijn maar weinigen bestand. Ik ken de
PPS-details van het Vathorst-project niet; maar het zou me oprecht verbazen als
het anders is dan ik hierboven geschetst heb. Leo
Wagemans, 1 januari 2009, Amersfoort. | ||